“Heimatgeschichte”
Het is zo’n 17 jaar geleden denk ik, toen ik een jaar of 16 was, dat ik een keer een verhaal heb gelezen in een oud motorblad met de titel “Brommend naar de alpen”. Het verhaal ging over 3 jongens die ergens in de jaren 60 met 3 Kreidlers naar Grindelwald in Zwitserland op vakantie gingen. Ik was erg onder de indruk van dit verhaal en dacht toen: Dat lijkt me schitterend om ook een keer te doen. Maar ja ik was toen al vele keren met mijn ouders op vakantie geweest in Zwitserland, en ik dacht dat is haast niet te doen met een brommer. In middels ben ik toch wel een keer of 8 met een “zware motorfiets” (600cc en 1000cc) naar het Zwitserse kanton Wallis geweest, en dat is ook heel mooi, maar het is niet zo’n uitdaging dan met een 50cc-tje de alpen over te gaan. De jaren verstreken, maar ik ben het verhaal nooit vergeten en het bleef in mijn achterhoofd hangen. Vorig jaar ben ik samen met mijn vader, Gerhard Beumer, en een vriend, Alfons Assink, naar het Sauerland gereden met de Florett, en na die trip van zo’n 750 km in 3 dagen dacht ik; dan moet ik toch ook een keer naar Zwitserland kunnen rijden met zo’n ding!!! Dus afgelopen winter heb ik al eens op wat regenachtige zondagen met Google-Maps en wat wegenkaarten in de weer geweest. Ik heb toen een route uitgestippeld over alleen maar “bundesstrassen” en kleinere wegen. Dus geen snelwegen, want dat leek me niet verantwoord.
Nu had ik nog de keus uit verschillende oldtimer-motoren / oldtimer-brommers waarmee ik de uitdaging aan zou gaan. Deze keuze had ik vrij snel gemaakt, namelijk mijn Kreidler Super uit 1963. De reden hiervoor is dat het een Super is, dus eigenlijk een 50cc motorfietsje dat dus een klein beetje meer vermogen heeft wat in de bergen wel fijn is, en een Kreidler is erg betrouwbaar. Wat ook meespeelt is dat mijn vader deze al eens in het Wallis gekocht heeft 11 jaar geleden. We heb deze Kreidler daar gevonden in een oude schuur en hebben hem mee genomen naar Nederland om te restaureren. Omdat we hem in de Alpen gekocht hebben noemen we hem altijd “Het Alpenblik”. Elf jaar later dus breng ik “Het Alpenblik” nog 1 keer terug naar zijn “Heimat” waar hij toch een kleine 40 jaar van zijn leven heeft doorgebracht.
Ik wou de heenreis in 3 dagen doen en dan een week of 10 dagen in Zwitserland blijven en dan weer 3 dagen terug. Ik heb met mijn vader en moeder overlegd of zij de bagage voor de 10 dagen daar mee wouden nemen aangezien zij toch daar heen gingen voor een 2- weekse vakantie. Dit was geen probleem, dus dan hoefde ik alleen maar spullen voor de 3 dagen die ik onderweg zou zijn mee te nemen.
Zondag 19 juli 2009 was het dan zover. 5:00 Uur ’s morgens ben ik vertrokken, en In Oldenkotte de Duitse grens over gegaan en op naar het zuiden. Het begon al vrij snel te regenen en het was behoorlijk fris dus ik ben in Vreden gestopt om een regenbroek en een trui aan te trekken. Ik ben naar Coesfeld en naar Dülmen gereden waarna ik langzamerhand “de Kolenpot” oftewel het Ruhrgebied naderde. Inmiddels regende het behoorlijk maar als je goede regenkleding hebt is het wel te doen. Alleen is een pothelmpje niet ideaal in de regen. De regendruppels komen hard aan in het gezicht, maar goed je went er ook nog aan dus ik ging gewoon verder.
Via Castrop-Rauxel en uiteindelijk Hagen ben ik door het Ruhrgebied heen gekomen
Nu kwam ik op wat rustiger terrein en ook mooiere wegen en landschappen. Het was inmiddels ook weer wat droger geworden en ik reed via Halver, Montabaur naar Wiesbaden. Dit werd nog even weer een pittig stukje midden door die stad. Ik had het wel zo uitgepluist dat ik zoveel mogelijk aan de rand van Wiesbaden zou blijven, maar dat gaat op de een of andere manier in de praktijk nooit helemaal uitkomen. Hier reed ik vlak langs de Rijn en dat was wel erg mooi om te zien hoe deze brede rivier tussen Mainz en Wiesbaden door kruipt. Uiteindelijk ben ik weer uit de stad gekomen en werd het allemaal weer rustiger. Ik ben toen nog een km of 50 doorgereden en toen heb ik maar eens een slaapplaats gezocht. In Kirschhausen heb ik een pension gevonden. Ik had er zo’n 450 km op zitten en het was inmiddels 18:30 uur, dus ook de hoogste tijd om even lekker warm te eten.. De volgende dag heb ik om 8:00 uur ontbeten en ik ben om 8:30 uur weer op de Kreidler gestapt. Deze dag stond mij een prachtig stuk Duitsland te wachten, namelijk het Schwarzwald. ’s Morgens regende het nog heel even maar het klaarde heel snel op en het werd prachtig weer. Zo’n 23 graden met veel zon die af en toe nog schuil ging achter een stapelwolk. Ik reed via Neckar-Gemund, Sinsheim en Mühlacker naar Freudenstadt en van daar uit richting Titisee.
Onderweg kon ik van de prachtige natuur genieten en de vele mooie boerderijen zoals je ze alleen in het Schwarzwald ziet. Ik ben een stuk van de “Deutsche Uhrenstasse” gereden en dat is echt schitterend. Natuurlijk omdat het weer steeds mooier werd is het al genieten en de Kreidler snorde als een zonnetje door de heuvels van Zuid Duitsland die soms behoorlijk steil omhoog of naar beneden gingen. Stijgingspercentages van 18 procent ben ik hier tegen gekomen waardoor ik terug naar het 4e, 3e en soms even naar het 2e verzet moest om er tegenop te komen maar dan ging het prima. Na Titisee ben ik naar Schlugsee gereden en vandaar naar Todtmoos. Rond 18:00 uur, een kilometer of 5 voor Todtmoos, kwam ik langs een prachtig hotel. Het was een familiehotel dat helemaal naar mijn smaak was ingericht. Traditioneel maar toch met alle gemakken van de huidige tijd.
Hier besloot ik de nacht te blijven. Ik heb er heerlijk gegeten en ik ben nog even door het gehuchtje gelopen dat niet meer voorstelde dan een stuk of 10 boerderijen. Mutterslehen heette het plaatsje. Heerlijk rustig daar, zelfs geen bereik met een mobiele telefoon.
Dinsdag 21 juli was ik ’s morgens om 6:00 uur wakker (het ritme van de normale werkweek). Ik ben na het douchen naar buiten gegaan en ik heb van de zonsopkomst genoten. Om 8:00 uur kon ik uitgebreid ontbijten met heerlijke broodjes en onder andere de erg lekkere “Schwarzwalder Schinken”. Ik heb 5 broodjes en een paar koppen koffie naar binnen gewerkt en na het afrekenen ben ik om 8:30 uur weer vertrokken voor mijn laatste reisdag van de heenreis. Ik reed via Todtmoos naar Bad-Sackingen en ineens heel in de verte doemden ze daar op. Machtige witte toppen onder een heldere blauwe lucht. De Alpen… Deze moest ik later op de dag nog zien te overwinnen maar dat komt later. Ik ging in Bad-Sackingen de Zwitserse grens over en ik reed via Eiken een prachtige slingerweg door de weilanden omhoog kruipend richting Gelterkinden en uiteindelijk Olten. Wederom een prachtige route om te rijden.
Het stuk van Olten naar Entlebuch ging door verschillende drukke plaatsen en daardoor was het een minder mooi stuk. Maar in Entlebuch ging het plotseling linksaf naar Finsterwald en liet ik de drukke plaatsen achter mij. Een heel klein weggetje dat behoorlijk steil omhoog ging tussen de loslopende koeien door. Ik moest terug schakelen naar de 2e versnelling en mijn Kreidlertje gilde het uit, maar met een gangetje van zo’n 35 km per uur kroop ik omhoog. De gaskraan niet helemaal tegen de aanslag gedraaid en dan moet het geen probleem opleveren dacht ik zo. Dit ging ook prima, mede door de geforceerde koeling natuurlijk. Vlak voor het hoogste punt op de Glaubenbergpas stopte de harde weg en ging het verder via een stukje gruisweg. Ik ben rustig door gereden en na een paar honderd meter stond ik op het hoogste punt van deze weg. De Glaubenbergpass heette het met 1540 meter boven het zeeniveau.
Hier begon al snel de asfaltweg weer en ik ben toen afgedaald naar Giswil en via de Brunigpass naar Meiringen gereden en op naar de Grimselpas. Ik had ook al eens een stukje in een oud motorblad gelezen dat “met 50cc naar de Grimselsee” heette, en nu reed ik daar gewoon zelf met mijn 50 cc-tje. Fantastisch gewoon om hier te rijden na zon 900 km gereden te hebben. De Grimsel ligt een stuk hoger boven zeeniveau dan ik tot nu toe op deze reis had gereden namelijk 2165 meter. Deze weg is van Meiringen tot op het hoogste punt 32 km lang en regelmatig moest ik in de 2e versnelling weer naar boven. Dit gaf echter geen problemen. Vele motorrijders reden mij voorbij met een duim omhoog gestoken en een grote grijns op het gezicht. Zo ook een Nederlander op een Suzuki GSX 1000-R die 2 haarspeldbochten verder snel zijn motor parkeerde en zijn camera tevoorschijn haalde.
Ik kwam aan gereden en hij stond gewoon midden op de weg om mij te filmen of te fotograferen. Ik ben maar even gestopt om een praatje te maken en zo kon hij mij ook fatsoenlijk op de foto zetten. Hij kwam uit de buurt van Drachten en hij wou dit bewijs hebben voor zijn vrienden. Anders geloven ze mij nooit dat ik een Kreidler op de Grimsel heb zien rijden vertelde hij. Na een paar kilometer verder te hebben gereden stonden daar links van de weg mijn ouders mij op te wachten. Ze waren blij me te zien, en ik hun natuurlijk, en na wat bijgepraat en wat foto’s te hebben gemaakt zijn zij met de auto achter me aan gereden.
Ik genoot van het mooie landschap en hier had ik het allemaal om gedaan. Met mijn “Alpenblik” vanuit Nederland naar de Grimselpas op 2165 meter hoogte. Na wat foto’s zijn we afgedaald naar Gletsch en vandaar naar het “Goms” dal en naar Brig. Vanuit Brig is het nog 30 km tot aan St.-German, het plaatsje in het Rhonedal waar we de vakantie doorbrachten. Ik kwam daar om 17:45 uur aan en na een rit van 1050 km was ik wel blij dat ik er was, maar ik had de buik er nog lang niet van vol. “Het Alpenblik” had mij geen enkele keer in de steek gelaten, dat bewijst maar eens weer hoe sterk en betrouwbaar zo’n klein machientje is.
In de 9 dagen die ik in het Wallis ben gebleven heb ik veel gewandeld maar daarnaast heb ik ook veel met de Kreidler gereden. Ik ben vaak samen met mijn vader op pad geweest. Hij op zijn Kreidler uit 1960 die hij daar bij een kennis in een schuur had staan en ik natuurlijk op mijn Supertje. We hebben samen ook nog een dag een 3-passentocht gereden, een route van zo’n 200 km. Dit zijn de Nufenenpas (2478 meter), Gotthardpas (2108 meter) en de Furkapas (2431 meter). Prachtig om deze wegen met een Kreidlertje te rijden.
Maar aan alles komt een eind dus ik moest een keer weer terug. Voor de terugreis had ik een iets andere route uitgestippeld die wat korter zou zijn. Vrijdag 31 juli ben ik weer aan de terugreis begonnen en ik ben ’s morgens om 7:00 uur vertrokken richting Goppenstein. Daar ben ik met een autotrein naar Kandersteg gegaan. Met dezetrein ben je in 15 minuten aan de Noord kant van de alpen in het kanton Berner Oberland. Van hier uit naar Thun en Olten weer naar Bad-Sackingen naar de grensovergang. Nu ook wederom door het mooie Schwarzwald en ’s avonds om 18:00 uur ben ik gestopt met rijden. Ik heb een pension in Schapbach gevonden waar kon overnachten. Zaterdag 1 augustus om 8:00 uur zat ik weer op het zadel richting Freudenstadt en via Heidelberg naar Wiesbaden en Montabaur. Hier passeerde mij plotseling een motor met zijspan die wel een erg mooi geluid maakte.
Het was een 2-takt maar verder kon ik het zo snel niet zien wat het was. Een klein eindje verder stond deze man langs de kant van de weg een broodje te eten en ik ben natuurlijk even gestopt. De motorfiets bleek een Adler te zijn uit de jaren 50. Normaal zijn dit motoren met 2 cilinders en 200 of 250 cc, maar dit was een 6-cilinder met 600cc. Het bleek dat de man zelf 3 motorblokken aan elkaar had gekoppeld zodat het een 6 cilinder lijn motor werd. Dit had hij in een origineel frame met zijspan gemonteerd. Erg mooi om te zien.
Bij Montabaur in het plaatsje Wirges heb ik voor de laatste keer een hotel gevonden.
Zondag 2 augustus ben ik om 8:30 aan de laatste etappe begonnen. De weersvoorspellingen waren niet echt goed maar ik wou toch naar huis en het was nog wel droog. Ik ben weer door het Ruhrgebied gegaan net als de heenreis en toen ik ’s middags weer bij Coesfeld was begon het te regenen. Van hier uit moest ik nog anderhalf uur sturen voordat ik thuis was, dus ik ben er voor gaan zitten, ondanks een gevoelig achterwerk, en ik ben dit laatste stuk in 1 keer doorgereden tot ik thuis was. Ik was om 16:00 uur thuis in Haaksbergen. Ik heb de natte kleding uitgetrokken en eerst eens koffie gezet die mij heerlijk smaakte.
Na een rit van 2700 km in 2 weken tijd op de Kreidler kan ik terug kijken op een schitterende vakantie die ik nooit meer zal vergeten. Een wens die ik 17 jaar geleden al had heb ik dan nu toch eens waar gemaakt.
Thomas Beumer